Na alle akoestische en elektrische gitaren wordt het nu eens tijd voor iets heel anders: een band ZONDER gitarist. Fitz and the Tantrums (Fitz is een afkorting van zanger / organist Michael Fitzpatrick) is een soulband uit Los Angeles die in de Verenigde Staten met hun debuut-EP Songs for a Breakup, Vol 1. al enige buzz heeft veroorzaakt. Pickin’ Up The Pieces is het eerste volledige album.
Dit is een band die duidelijk liever terug- dan vooruitkijkt, gezien de nadruk op blazers, orgels, zangharmonieën en soul- en funkritmes. Als geheel past de groep hiermee in het straatje van Mark Ronson’s live band en Sharon Jones and the Dap Kings. De vocalen worden gedeeld door Fitz en zangeres Noelle Scaggs. Waar Fitz een stemgeluid heeft dat in de verte doet denken aan Mystery Jets’ Blaine Harrison, zit Scaggs meer in het hoekje van traditionele Motown-zangeressen. De samenwerking is het sterkst in de opening van het album.
De eerste vier nummers zouden alle vier zo als single uitgebracht kunnen worden, en veroorzaken een ernstige vorm van “meeswingen bij eerste luisterbeurt”. De breakdowns met alleen drums en vocalen doen authentiek aan, en het orgel is over het algemeen een prettige vervanger van de gitaarpartijen die normaal gesproken gebruikt zouden worden. Het is echter niet allemaal koek en ei op dit album – gaandeweg begint de verveling er een beetje in te kruipen. Dat kan ermee te maken hebben dat de band eigenlijk maar één trucje goed doet: op vol vermogen gaan! Terugschakelen naar een lagere versnelling resulteert in de tenenkrommende glitzy jaren ’70-ballade Tighter – dat kunnen Scissor Sisters bijvoorbeeld een stuk overtuigender. Ook is de kwaliteit van het songmateriaal niet overal even sterk. Grootste probleem is het aanwijzen van de rode draad in een song.
De zanglijnen zijn, zeker in de tweede helft van het album, vaak niet memorabel genoeg om de songs te dragen. Hoewel de stemmen op elkaar lijken, heeft Mystery Jets’ Harrison veel meer charisma en variatie in zijn zangpartijen, hetgeen nummers van die band interessanter houdt. Er is ook geen overtuigende instrumentale partij die de centrale rol van de vocalen over kan nemen, iets wat bij Mark Ronson nog wel eens wil gebeuren. Gevolg is dat veel songs aanvoelen als “filler” grooves die het ene oor in, en het andere oor uit gaan.
Dit alles neemt niet weg dat de band ons bij een eerste luistersessie heeft laten meebewegen. En verwende muziekcritici laten bewegen is misschien wel het hoogste compliment dat een band kan krijgen op het gebied van aanstekelijkheid. De volgende keer zouden we graag zien dat de band meer tijd besteedt aan productie en songschrijven, zodat het hele album net zo bij ons blijft hangen als het openingssalvo. En recente TV-optredens doen ons vermoeden dat Fitz and the Tantrums live wel eens heel erg de moeite waard zou kunnen zijn.