Gisteravond zag ik de band Deerhunter in de zaal Trouw, te Amsterdam. Trouw is een groot gebouw aan de Wibautstraat waar de krant Trouw jarenlang zetelde. Inmiddels is het omgevormd tot een hippe plek waar je lekker kunt eten en bovendien veel avonden kunt dansen op goede muziek. Bands spelen er echter niet vaak en het exclusieve optreden dat Deerhunter gaf (enige Nederlandse optreden van de tour), paste dan ook prima bij de locatie.
De geluidsinstallatie van Trouw rekent vakkundig af met het geluid in bijvoorbeeld de grote zaal van Paradiso en beide zalen van de Melkweg, wat maar weer eens bewijst dat er echt meer gebeurt in Amsterdam buiten die twee oude mastodonten. Voor het prachtige geluid moet je gewoon niet naar het Leidseplein gaan.
Te veel biertjes
Twee maal zag ik Deerhunter eerder, de band die onder de artistieke leiding van Bradford Cox de afgelopen twee jaar uitsteeg boven het gemiddelde indiebandje uit Atlanta, Georgia. Die twee maal zijn me slecht gevallen. Deerhunter maakte op mij een rommelige indruk, terwijl de platen zo ontzettend verzorgd klonken. Misschien toch iets teveel biertjes gedronken in de kleedkamer, want de beheersing der instrumenten is bij deze vier mannen meer dan voldoende aanwezig.
Vanavond was het juiste moment om die hoge livepotentie in te lossen. En dat gebeurde. Als ik zanger Bradford Cox één vraag mocht stellen, dan zou ik niet vragen hoe het is om te leven met de ziekte die hij heeft (de bindweefselziekte die het syndroom van Marfan wordt genoemd) en hoe hij dit combineert met het spelen in Deerhunter, ik zou ook niet vragen wie zijn invloeden zijn en ook niet wat zijn favoriete restaurant is. Nee, ik zou vragen waarom hij altijd van die ellenlange, doodsaaie, één-noot-tellende solo’s van een kwartier speelt aan het eind van de noise pop liedjes, want dat zijn het. De muziek van Deerhunter is gepolijste dream pop en in dat concept passen de livesolo’s totaal niet.
Glenn Branca
Bradford Cox is bepaald geen Hendrix. Een gebrek aan charisma is een understatement en bovendien zijn hij en tweede gitarist Lockett Pundt simpelweg het best in hard akkoorden rammen. En vanavond klopte alles! De liedjes waren goed, er werd strak gespeeld en daardoor werd het ultieme resultaat bereikt. De muziek van Deerhunter doet op de beste momenten sterk denken aan het vroegste werk van Glenn Branca, die met elektrische gitaarorkesten werkte. De lange, repetitieve gitaarorkanen van Deerhunter werkten vandaag prachtig en de tapijten van geluid die uitgelegd werden tijdens de langere nummers, werden goddank niet onderbroken door een Bradford Cox-solo. Het was een waarlijk warme deken van geluid, met een speciale vermelding voor Lockett Pundt die prachtig gitaar kan spelen en aan het einde van de set een compacte solo afleverde waar Cox alleen maar van dromen kan.
Het wat ongeïnteresseerde publiek was kalmer dan kalm en naar mijn mening was de bijeenkomst van gisteravond het best te omschrijven als de hipster-versie van Business Class met Harry Mens: er zijn om gezien te worden. Ik had niet het idee dat er mensen in het publiek waren die echt genoten van de muziek, laat staan in de gaten hadden welke nummers er gespeeld werden en of die goed/slecht waren. In dat kader is deze recensie misschien aan dovemansoren gericht, want ik kwam er gisteravond weer eens achter dat het er helemaal niet om gaat of je een leuke avond hebt, maar de kern van cool zijn, betekent niets meer dan een zich-bevinden op de juiste plek. Voor de nieuwsgierigen onder jullie: ik was die ietwat dikkige jongen die rechts vooraan zichtbaar stond te genieten. Zweet op het voorhoofd, kleur op de wangen en het vuur in de ogen.
Luc Verhaegh