Elke muzieknerd, ongeacht hoe snobistisch of blasé, heeft meerdere “bucket lists”: een lijstje met bands die ze graag in een bepaalde opstelling of op een bepaalde locatie / tijd hadden gezien (denk Led Zeppelin op Knebworth, Red Hot Chilli Peppers in de Hillel Slovak-tijd of Radiohead tijdens Glastonbury 1997), een lijst met artiesten/bands die ze graag hadden gezien maar waarvoor reünies of wederopstandingen nodig zouden zijn (White Stripes, The Beatles), én het lijstje met bands waar nog steeds in stilte op wordt gehoopt.
Op het lijstje van ondergetekende stond naast Daft Punk tot gisteravond ook Portishead. En blijkbaar was ik niet de enige: het concert was binnen een dag uitverkocht, en de zaal puilde uit van de dertig-plussers wier lijstje met één naam zou gaan worden ingekort. De bijna orgastische ontlading die plaatsvond toen de band eenmaal het podium opkwam en zich op opener Silence wierp, zou tijdens de rest van het optreden in schril contrast staan de ingetogenheid van de band – in dit geval naast Beth Gibbons, Geoff Barrow en Adrian Utley uitgebreid met een drummer, bassist/gitarist en keyboardist. De nadruk ligt echter voornamelijk bij de nog immer tijdloze, feeërieke Beth Gibbons. Geen idee hoe ze eruit ziet (het haar hangt nog steeds over haar gezicht), geen idee hoe oud ze inmiddels is, maar de stem is nog steeds angstaanjagend mooi, en de persona is er nog steeds een van gekwelde melancholie.
Het werd de band niet moeilijk gemaakt gisteravond. Het extatische applaus toen een defecte microfoon halverwege Mysterons werd hersteld was genoeg indicatie: dit was een gewonnen wedstrijd voor de band. Met een minimum aan publieksinteractie (als ze niet zong stond Gibbons liever met haar rug naar het publiek de visuals te bekijken) ging de band door haar oeuvre, waarbij wel moet worden opgemerkt dat het merendeel van de set bestond uit werk van het meesterlijke debuutalbum Dummy, en het laatste album Third. Het naamloze tussenalbum was daarentegen wat ondervertegenwoordigd (waar was All Mine, bijvoorbeeld?).
Waar het merendeel van de nummers in het oorspronkelijke arrangement werd gespeeld, was bij Wandering Star een kleine verrassing: de band ging van het podium, en wat overbleef was een kippenvel bezorgend duet tussen Barrow en Gibbons. Gedurende het hele optreden bleef de sfeer er een van ingetogen spanning – elk nummer leek haar eigen demonen of nachtmerries te bestrijden. Pas aan het eind van de set ontspande Gibbons zich: de glimlach kwam door, en na een toegift bestaande uit Roads (stiekem het beste nummer dat de band heeft) en het droney We Carry On rende ze zelfs van het podium af voor handjes schudden en omhelzingen met het uitzinnige publiek.
Portishead live is een schoolvoorbeeld van veel effect bewerkstelligen met weinig middelen. De arrangementen van de band zijn vaak zo flinterdun dat iedere instrumentale toevoeging of wijziging een enorme impact heeft. Tel daarbij de hoge minimalistische vocalen en je hebt een live act die precies weet hoe je een publiek van begin tot eind uit haar hand kan laten eten. Eenmaal buiten bleek de Indian Summer van Chicago te zijn omgeslagen in een onvervalste herfststorm. We kunnen het slechts toepasselijk vinden.
Jacco Kuipers
Foto’s: Damien Rucker Shyne