Nog zo’n woord dat bijna niet te vertalen valt: “Snotty”. Dit heeft niks te maken met neusgaten of met het Nederlandse “snotjoch”. Snotty is een mentaliteit. Brutaal, zelfverzekerd, een beetje stout. Denk aan oude Weezer, voordat Cuomo & Co besloten voor de schaamteloze commercialiteit te gaan. De naam past ook prima bij de band Black Lips uit het Amerikaanse Atlanta.
Brutaal zijn ze zeker – een van de beruchtste anekdotes was hun overhaaste vertrek na een concert in India, waar zangers Jared en Cole na een forse tongzoen tot de conclusie kwamen dat hierop 25 jaar gevangenisstraf stond in dat land, en de clubeigenaar de politie alvast had gebeld. Hun vijf albums tot nu toe vallen ook onder het predicaat “snotty”. Rommelig, met dubbele dissonante zang en scheurende gitaren hebben de mannen zich snel opgewerkt naar de subtop in indie-land. En zijn ze groot genoeg om voor hun laatste album hulp te krijgen van niemand minder dan Mark Ronson.
Beach Boys
En de hand van Ronson is te merken: het punky geluid van eerdere albums is wat weggewerkt. Wat ervoor terugkomt zit ergens tussen de Beach Boys en het oude werk van Weezer in. Om deze vergelijkingen meteen te nuanceren: de vocalen zijn, zoals we in Amerikaanse indierock gewend zijn, eerder “bijzonder” dan “mooi” zoals bij de Beach Boys. Liedjes zitten vol met handklapjes, theremin, en af en toe worden er geluiden als baritonsax en piano aan de muziek toegevoegd. Tekstueel snappen we er nog steeds niks van. We weten wel dat liedjes als Family Tree, Go Out and Get It en Mad Dog ideaal zijn om de kap van de auto omlaag te doen en over de boulevard te gaan scheuren.
Wat wellicht de grootste verdienste van Ronson is, is dat het beest van Black Lips weliswaar is ingeperkt, maar dat de underground fans van Black Lips nog steeds niks te klagen hebben. En hoewel de mannen ietsjes rustiger zijn geworden, zien we toch alweer uit naar de aanstaande tour van deze bijzondere band, met een nieuwe lekkere zomerplaat.
Jacco Kuipers