Wat ik (onder andere) zo interessant en mooi vind aan Breaking Bad, is de manier waarop de bad guy in de ogen van de kijker tot het einde toe de good guy blijft. Wat hier interessant aan is, is waarom dit zo is.
Er is een mechanisme aan het werk in de serie dat blootlegt wie strafbare handelingen pleegt, maar belangrijker: wanneer iemand zich hier zorgen om moet maken. Marie en Hank (voor mensen die de serie niet gezien hebben: sorry, dit duurt maar één alinea) begeven zich ook vaker aan de verkeerde kant van wat de wet toelaat, maar kunnen het zich permitteren. Hank rookt illegale sigaren uit Havana en wil hier duidelijk mee opscheppen, terwijl Marie shoplift en steelt met de wetenschap dat haar man haar altijd zal komen redden. Hank werkt immers voor de overheid. Dit legt een bepaalde hypocrisie bloot waardoor de kijker alleen maar meer naar Jesse en Walt trekt. Zij winden er tenminste geen doekjes om. OK, ze proberen niet gepakt te worden, maar ze zijn zich in ieder geval bewust van het feit dat ze iets strafbaars doen. Kortom: iets of iemand is strafbaar wanneer hij/zij het zich niet kan permitteren. Handelen wordt minder een kwestie van goed/slecht (de grenzen daarvan lopen al snel in elkaar over), maar van ‘in de positie zijn om…’.
Bompakketjes
In de nieuwste roman van Eva Meijer (haar tweede), vindt ook eenzelfde soort discussie plaats. Hoofdpersoon Iris is kunstenares en komt net uit een lange relatie die pijnlijk is afgelopen. Ze besluit te verhuizen uit Amsterdam naar een rustigere plek, vlakbij zee. Ze kan de duinen voelen en de zee ruiken. Tegenover haar woont Marcel, klokkenmaker van beroep, die in het geheim bompakketjes in elkaar fröbelt om ze bij slagerijen door de brievenbus te gooien. Dit met het doel om het afschaffen van de bio-industrie tot groter politiek agendapunt te maken. Iris en Marcel werken samen een tijdlang aan een website over veganistisch leven en eten, maar Iris raakt steeds meer overtuigd van de argumenten van Marcel voor het gebruiken van extremistisch geweld om hun punt te maken.
Ook Iris heeft last van het Breaking Bad-syndroom: waarom eten nog steeds zoveel mensen dieren, terwijl er zo’n gigantische genocide van dierenleed- en kwelling schuilgaat achter wat we kopen in de supermarkten? In het hoofd van Iris wordt steeds vaker de vraag gesteld hoe één bompakketje bij één slager zich verhoudt tot het afslachten van miljarden dieren op jaarbasis. Als dat laatste niet strafbaar is, dan toch zeker het eerste ook niet? Deze discussie over verantwoordelijkheid en legaliteit is de meest interessante die besproken wordt in het boek. Iris maakt zich boos om intelligente mensen die alle feiten op een rij hebben, maar nog steeds doorgaan met vlees eten. Ze maakt zich boos om regeringen die niet opstaan tegen de bio-industrie en van hun verantwoordelijkheid wegkijken. Haar redenering is: we moeten iets doen, het kan zo niet langer, en wat zal een kleine bom uitmaken in het grote geheel waarin zoveel onrecht bestaat?
Een prachtige stem
Het proza in Dagpauwoog doet denken aan de sombere, klinische, maar erg mooie vertelwijze van J.M. Coetzee. De lezer moet niet verbaast opkijken wanneer een vrij ingrijpend plotdetail door het hoofdpersonage koel en zakelijk wordt ontvangen. “Ik had toen al overgegeven op mijn voeten, er was geen tijd om op te staan en naar de badkamer te lopen. Mandy hielp me met het uittrekken van mijn schoenen, ze maakte me schoon met een washand en bracht me naar bed”. Het lukt Iris Dagpauwoog om zakelijk op haar eigen situatie te reflecteren, al raakt ze tijdens het laatste kwart van het boek meer en meer de controle kwijt. Misschien was ze die controle altijd al kwijt, maar dat hangt af van het antwoord dat je zelf geeft op de vraag of het volgens jou goed is (ik zou zeggen: of het gepermitteerd is) dat Iris meewerkte met het plaatsen van de bompakketjes. Eva Meijer geeft de dieren in haar roman een prachtige stem. Dieren worden niet weggezet, zoals zo vaak, als inferieure wezens ten behoeve van ons plezier, maar bijvoorbeeld in het geval van Iris’ hond Pol, als een andere inwoner van haar huis. Een dier met gevoelens, een binnenwereld, een mening. Een erg mooie en warme manier om dieren te benaderen, waar veel mensen zoveel van zouden kunnen leren.
Ik heb geen enkele moeite met het feit dat Dagpauwoog leest als een politiek manifest voor veganisme en tegen dierenleed. Ik sta toevallig zelf voor die zaak, maar dat maakt in dit geval niet zoveel uit. Volgens mij is ieder boek of ieder verhaal een affirmatie van een bepaalde politiek: ook een gesloten, romantisch Hollywood-verhaal over een jongen en een meisje die elkaar aan het einde van de film vinden, zegt ‘ja!’ tegen het heterohuwelijk. Maar wat wel opgemerkt kan worden, is dat Dagpauwoog weinig ruimte laat voor scepticisme en twijfel. In Elizabeth Costello en Disgrace bijvoorbeeld, laat J.M. Coetzee zoveel meer aan de lezer over om zelf uit te zoeken, om zelf over na te denken.
Luc Verhaegh