Hoe heerlijk is het om tevreden te zijn met wat je hebt. Paterson van Jim Jarmusch is een ode aan het kleine leven van een alledaagse man.
Paterson (Adam Driver) is buschauffeur in de stad die ook Paterson heet. Zijn leven is bijna elke dag hetzelfde en daar lijkt hij geen problemen mee te hebben. Iedere ochtend staat hij vroeg op, kijkt nog even naar zijn vrouw, eet zijn ontbijt en wandelt naar zijn werk.
Voordat Paterson aan zijn dienst begint, schrijft hij een gedicht en hoort het geklaag van zijn collega Donny aan. Daarna start hij zijn bus en gaat aan de slag. Na het werk wandelt hij weer naar huis, eet wat en laat dan de hond uit. Deze extra lange avondwandeling voert steevast langs de kroeg waar een paar biertjes worden gedronken en gesprekken worden gevoerd met de barman.
Twee anarchisten
De volgende dag herhaalt dit patroon zich, maar saai is het leven van Paterson allerminst. Misschien wel voor een naïeve buitenstaander, maar niet voor Paterson zelf en ook niet voor de oplettende kijker. Elke dag begint met een ander gedicht en tijdens het werk in de bus ziet hij de meest uiteenlopende types voorbijkomen. Van mannen die opscheppen over vrouwen die ze konden versieren tot de twee enige anarchisten van de stad Paterson.
De avondwandeling en het bezoek aan de kroeg doen daar nog een schepje bovenop. Een ontmoeting met een beroemde rapper of een heldhaftige interactie tijdens een ruzie zijn daar maar enkele voorbeelden van. Bij een andere filmmaker had de focus op deze zaken gelegen, maar Jim Jarmusch zoomt juist in op het alledaagse en de herhaling in het leven. De film heeft daarom iets poëtisch. Een gedicht dat saai en repetitief lijkt, maar door subtiele variaties tot bloei komt.