Over het thema van de Boekenweek is al veel gezegd en gesproken. De Moeder de Vrouw zou ouderwets zijn en niet in deze tijd passen. Schrijver/dichter Andreas Oosthoek laat ons zien dat dit niet zo is.
Vrijwel iedereen kent de openingszin ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’. Hiermee begon Martinus Nijhoff in 1934 zijn sonnet De Moeder de vrouw. Jarenlang was dit een belangrijk ijkpunt in de Nederlandse poëzie, maar nu de titel het thema is van de Boekenweek ligt het onder vuur.
De belangrijkste vergissing die mensen daarbij maken is de titel verwarren met de uitdrukking ‘moeder de vrouw’, wat redelijk denigrerend is richting vrouwen (en moeders). Bij Nijhoff draait het echter om iets heel anders. Hij zet de vrouw (en zijn moeder) juist op een voetstuk. Iets waar de organisatie van de boekenweek nog wat van leren, want ondanks het vrouwelijke thema zijn zowel het boekenweekgeschenk als het boekenweekessay geschreven door een man.
Sterven
Andreas Oosthoek laat je in zijn boek over het gedicht en de dichter van dichtbij zien wat de betekenis van het beroemde sonnet zou kunnen zijn. Je zou het kunnen zien als niet veel meer dan een mooi geschreven uitstapje naar Zaltbommel, maar wellicht is er meer aan de hand. Zo toont Oosthoek dat in de Van Dale uit 1933 de uitdrukking ‘hij is op weg naar Bommel’ staat voor ‘hij gaat sterven’.
Dit is één van de voorbeelden die in het boek De Moeder de Vrouw aan de orde komt. Verder weet Oosthoek het gedicht en de dichter heel mooi in de context van tijd en milieu te plaatsen. Een aanrader voor iedereen die echte interesse heeft in de verhalen rondom één van de belangrijkste gedichten in de Nederlandse taal.