Recensie – Cannibal Ox, Abbey Pub, Chicago

cannibal ox in chicago

Elk succesvol product heeft een venster voor een opvolger. Een venster waarin het publiek enthousiast, haast nerveus, wacht op het volgende product. Vooral als het vorige product een knallend succes was. De verwachtingen kunnen zo hooggespannen zijn, dat het eindproduct niet anders dan tegen kan vallen.

In sommige gevallen is de anticipatie terecht. Denk aan Radiohead’s OK Computer na het geniale (en alweer 20 jaar oude!) The Bends. Apple doet het goed in consumentenelectronica. Maar een lange wachttijd gaat vaker fout dan goed. In videogames was daar het Duke Nukem debacle. In film was The Phantom Menace een aanfluiting na jaren gespannen wachten. In muziek wachten we nog steeds (toch?) op het debuutalbum van Kruder & Dorfmeister. Guns ‘N Roses wachtte zo lang met Chinese Democracy dat de wereld de band al snel was voorbij geschoten.

En zo komen we bij Cannibal Ox. In 2001 kwam vanuit het niets The Cold Vein uit op het snel rijzende Def Jux label. De jonge rappers Vast Aire en Vordul Mega, begeleid door buitenaardse beats van labelbaas El-P, vertelden over opgroeien in New York (Iron Galaxy), ongeluk in de liefde (The F-Word) en boven alles hun liefde voor hip hop (A B-Boy’s Alpha).

Wilde rit

Andere thema’s waren superhelden, kung fu, drugs, en een soort existentiële onzekerheid waar Thom Yorke nog een puntje aan kon zuigen. Vooral Vast Aire klonk als een uniek geluid in de hip hop. Hij klinkt op The Cold Vein als het sympathieke buurtjochie dat alle kwaad met grote ogen aanziet (“Did you see that? Did you see that kid?” is het eerste dat we van hem horen in Iron Galaxy). Het album was, en is, een wilde rit waar de luisteraar rijker uit komt, en wordt vaak gezien als één van de beste hip hop-albums van de 21e eeuw.

En toen werd het stil. Mega en Aire zouden elkaar niet meer in de ogen kunnen kijken, El-P had het te druk met al zijn nevenactiviteiten en zijn solo-carrière, en hip hop ging verder zonder de band.

Vervolg

In 2012 was er opeens een (mislukte) Kickstarter-campagne om een nieuw album te financieren. In 2014 vertelde El-P aan mijn collega-redacteur Marco dat hij niet meer betrokken was bij Cannibal Ox. En toen was daar de aankondiging: 14 jaar na dato kwam eerder dit jaar Blade of the Ronin uit. Ter ere van dit “vervolg”-album speelde het duo gisteravond in de Abbey Pub in Chicago. De Abbey is een bar met een klein podium ernaast, waar het merendeel van het barvolk vooral bezig was met St. Patrick’s Day. Het zou snel duidelijk worden dat de wereld de band is gepasseerd.

De mannen (een magere, gedrongen Vordul Mega en een vooral heel grote Vast Aire) wisten donders goed waar hun roem vandaan kwam: de eerste vijf songs waren allemaal van The Cold Vein. Hierbij viel op dat Vast Aire het merendeel van het werk aan Mega overliet. Iron Galaxy is nog steeds een sloopkogel van een track: slim, gedreven, buitensporig. Straight from the DIC profiteert nog steeds van het verkeerd ingezette couplet. A B-Boy’s Alpha (“the holiest of the holy: hip hop”) staat nog steeds als een huis.

Nieuwe album

Het optreden zakte echter weg bij Iron Rose van het nieuwe album. Op de plaat wordt een en ander nog door een monsterrap van MF Doom overeind gehouden, maar live bleek dat de magie van El-P en de modernisering van muziek de band op een achterstand heeft gezet. Twee vervolgtracks van Blade of the Ronin hadden ook geen ontvangst, waarna de band nog een minuutje probeerde te freestylen en na 35 minuten gefrustreerd van het podium verdween. Geen (beloofde) meet & greet, geen toegift, en een zaal met een stuk of 80 pissige fans achterlatend.

Mijn gevoel is dat Cannibal Ox niet echt gelooft in waar de band mee bezig is. Of dat Aire en Mega geloven dat ze gerechtigd zijn tot een groter succes dan ze nu hebben. Hip hop is echter een meritocratie: El-P heeft met Killer Mike bewezen dat er een markt is voor abstracte, intelligente hip hop. Het missende element gisteravond (en op Blade of the Ronin) was passie. Ik zet thuis mijn “holiest of the holy” Cold Vein maar weer aan, en herinner me de opwinding van bijna 15 jaar geleden, toen twee broekies uit Harlem de wereld even leken te gaan veranderen.

Jacco Kuipers