In 2003 knalde vrijwel vanuit het niets de in Spanje geboren auteur Yann Martel op het wereldtoneel met zijn roman Life of Pi. Het boek had de trifecta van een licht-spirituele setting, Aziatische inslag en een verhaal dat in eerste instantie een fabel lijkt, maar dat later niet blijkt te zijn (of wel?).
Martel won de Man Booker Prize voor het boek, dat uitblinkt door kleurrijke vertelstructuren rondom een absurd maar simpel gegeven: Pi, een Indiase jongen die met zijn ouders en de dieren van hun dierentuin naar de nieuwe wereld verhuist, leidt schipbreuk en eindigt op een reddingsboot samen met een hyena, een orang oetan, een zebra met een gebroken poot, en een tijger genaamd Richard Parker. Voor mensen die denken dat dit een Disney-esque fabeltje wordt: binnen de eerste twee hoofdstukken zijn alleen Pi en de tijger nog over. De rest van het boek gaat over de overlevingstocht van het tweetal, de manier waarop twee wezens met tegengestelde prioriteiten het met elkaar kunnen uithouden, en over de vraag in welke verhalen mensen kunnen of willen geloven.
Net als Cloud Atlas werd Life of Pi als onverfilmbaar beschouwd, juist vanwege de rijke taal en visualisaties van Martel. Laat dat echter maar aan Ang Lee over: de Taiwanese regisseur die eerder furore maakte met Crouching Tiger Hidden Dragon en een Oscar won voor Brokeback Mountain (en laten we zijn Hulk maar vergeten), staat bekend om het vermogen om visueel spektakel te koppelen aan intieme verhaallijnen. En een spektakel is dit ook zeker geworden. Zowel de openingsscènes, waaronder de uitleg over hoe Pi aan zijn naam kwam, de dierentuin, het fenomenale beeld van Pi die onder water ziet hoe het schip ten onder gaat, als een groot gedeelte van de scènes op het reddingsvlot zijn ronduit schitterend. De kwallen, de walvis, de vliegende vissen, de imposante verschijning die Richard Parker heet: het is allemaal van een hemeltergende schoonheid. Poets de Oscar voor cinematografie alvast maar op.
Witte doek
Over het verhaal valt weinig te vertellen zonder bepaalde sleutelconcepten van de film te verpesten, maar we kunnen wel kwijt dat Ang Lee ondanks het visuele geweld het bij tijd en wijle moeilijk heeft gehad om de intimiteit van het boek (dat voornamelijk over de belevingswereld van Pi gaat, en minder over “gebeurtenissen”) te evenaren. De roman leest fantastisch weg omdat Pi een meeslepend verteller is, bij wie de geleidelijk dwaling van hoop en verstand pijnlijk dichtbij komen. Op het witte doek is deze impact minder: er wordt af en toe wel verwezen naar de hoop niet verliezen en naar de zegen / vloek die de tijger aan boord is, maar echt raken doet Life of Pi niet zo overdonderend als zijn literaire aanleiding.
Is de film dan niet de moeite waard? Integendeel. Life of Pi is een prachtige verfilming van een onwaarschijnlijk mooi en meeslepend verhaal. Niet meer, maar zeker niet minder. De grootste Oscars zullen waarschijnlijk aan de film voorbij gaan, maar zeker voor mensen die het boek niet gelezen hebben is de film een fijn staaltje escapisme dat boven alles de kracht van het verhalen vertellen bevestigt. En ironisch gezien daarmee ook bevestigt dat het geschreven verhaal van Life of Pi op eenzame hoogte staat; een hoogte waar deze filmversie niet aan kan komen.
Life of Pi draait vanaf 20 december in de Nederlandse bioscoop.
Recensie: Jacco Kuipers (die de film zag in de VS)