“An adventure 30 years in the making”. Bijna 30 jaar geleden kwam Tron uit, een film over een man die gevangen raakt in een computer. De film was een bescheiden succes en valt vooral op door de gedateerde special effects, maar aangezien nostalgie alles beter maakt, werd besloten een vervolg op de film te maken.
Geleidelijk aan werd duidelijk dat het hier niet een vervolg betrof, maar meer een herinterpretatie. Maar de eerste signalen waren goed: Daft Punk werd gevraagd voor de soundtrack, Jeff Bridges bleek de rol van Flynn Sr. te gaan spelen (hetgeen hij ook deed in de oorspronkelijke Tron-verfilming), en internet ontplofte toen de eerste foto’s van Olivia Wilde als Quorra opdoken. Afgelopen weekend ging de film in een groot deel van de wereld in première, en wij gingen kijken of het eindproduct alle hype waard was.
Tron gaat over Sam Flynn (Garrett Hedlund), zoon van geniale vroege computer-pionier Kevin Flynn (Jeff Bridges). Zijn vader verdween eind jaren 80, een mysterie dat nooit is opgelost. Op een dag krijgt een oud-collega van Sam’s vader (Alan Bradley, gespeeld door Bruce Boxleitner, die dezelfde rol speelde in de eerste Tron-film) een bericht uit de oude speelhal van Flynn Sr., vanaf een telefoonnummer dat al twintig jaar is afgesloten. Sam gaat in de hal op onderzoek uit, en vindt achter de oude Tron-arcade een laboratorium met de computer van zijn vader, die hem naar binnen trekt naar The Grid, de omgeving waarin Flynn Sr al twintig jaar vast blijkt te zitten.
Hij had destijds twee programma’s gemaakt om de virtuele wereld tot een digitaal utopia om te vormen, Clu (een digitaal verjongde uitvoering van Jeff Bridges) en Tron (een digitaal verjongde uitvoering van Bruce Boxleitner). Clu werd echter door zijn visie van perfectie bevangen, en bestuurt de wereld inmiddels als dictator. Flynn kon ontsnappen door een heldhaftige actie van Tron, en is daarna nooit meer gezien. Clu probeert intussen een leger te verzamelen om uit de virtuele wereld te breken, en Flynn ontfermt zich in gevangenschap over Quorra, een vluchteling die haar volk kwijtraakte na een schoningsactie van Clu. Eenmaal verenigt met zijn vader, gaat Sam Flynn op zoek naar een manier om Clu te stoppen, en om samen met Flynn Sr. en Quorra uit de virtuele wereld te ontsnappen.
The Big Lebowski
De film is gedeeltelijk in 3D geproduceerd: alle scènes in de “echte” wereld zijn in 2D, maar vanaf het moment dat Sam in de computer gevangen is, wordt overgeschakeld naar 3D. Waar deze techniek vaak een overbodig kunstje is, gebruikt debuterende regisseur Joseph Kosinski de techniek om de virtuele wereld echter te maken. En dat is hard nodig – de spectaculaire visuals verhullen met moeite het feit dat het verhaal en vooral de dialogen flinterdun zijn, en vrijwel net zo houterig worden gebracht als de laatste drie Star Wars films. Vooral van Bridges hadden wij meer verwacht – zijn karakter, een combinatie van de schepper van de wereld, een zen-mediterende man op leeftijd en een man in ballingschap zouden perfect zijn voor zijn over de top acteermethodes. In plaats daarvan klinkt hij meer als een hippie op leeftijd (wij moesten regelmatig aan een parodie op The Dude uit The Big Lebowski denken).
Hedlund is in Amerika al bestempeld als het nieuwe mannelijke sexsymbool, maar het is moeilijk om sympathie voor hem te krijgen. En de digitale jongere reproductie van Bridges in de vorm van Clu is weliswaar geweldig gedaan, maar het blijft de stem van een zestiger uit de mond van een digitale dertiger. Deze problemen zorgen voor een onbedoelde koele sfeer in de film. De onwaarschijnlijk mooie special effects en geweldige styling helpen je dit bij tijd en wijle te vergeten, en er is gelukkig één acteur die doorheeft dat je in een dergelijk spektakel flink over de top moet spelen om niet in de achtergrond op te gaan – Michael Sheen (The Queen, Frost / Nixon) dweept op een geweldige manier met zijn nachtclub (inclusief de mannen van Daft Punk als DJs) in zijn rol als Castor.
Virtuele werelden
Wat ook meespeelt, is het feit dat computers inmiddels gemeengoed zijn, en dat de angst voor het gevangen raken in technologie inmiddels minder meespeelt. Waar ten tijde van de eerste Tron nog de angst bestond dat de computer de macht zou krijgen, is men vandaag de dag een stuk meer op z’n gemak met netwerken en virtuele werelden. De distopische toekomst waarin computers het voor het zeggen hebben is ook wel eens beter gedaan (The Matrix, de eerste twee Terminator films). Gevolg is dat de film nergens echt eng wordt.
Een bijzondere vermelding verdient overigens wel de soundtrack van Daft Punk. Waar wij eerder schreven dat we licht teleurgesteld waren in het feit dat dit voor het merendeel een “klassieke” soundtrack is gebleven, blijkt tijdens de film hoe razend knap beeld en muziek samenwerken. En daarmee is de cirkel rond: Tron is geen briljante toekomstvisie, geen inhoudelijk meesterwerk, maar een prachtig vormgegeven, twee uur durende futuristische videoclip voor “de nieuwe Daft Punk”. Voor wie daar genoegen mee kan nemen, is Tron Legacy een vermakelijke film.