Aan al het mooie komt een einde. Big Ears Festival heeft een hoop moois tot het laatst bewaard. Na een valse start bij Bing & Ruth (het eerdere panel over techniek in muzikaal experiment duurde een uur langer dan gepland), was de eerste echte act van de dag dan toch eindelijk The Kronos Quartet. Want hoewel de groep niet minder dan zes optredens had dit weekend, slaagden ze er steevast in die te laten overlappen met acts waar ik meer interesse in had.
Dat was op zondagmiddag wel even anders: The National-gitarist Bryce Dessner heeft ter ere van het 40(!)-jarig jubileum van de band een canon geschreven. Deze groep songs is weliswaar al enige tijd geleden in première gegaan, maar in de VS is dit stuk nog nooit gespeeld. Tot vanmiddag dus, met een enigszins nerveuze Dessner op de schoonst klinkende Telecaster in jaren was de canon een ware triomftocht. Voorafgegaan door een andere compositie waarin het “strijk”-kwartet het oeuvre uitbreidde met een analoge synth, Omnichord, en draaitafel hing het publiek iedere seconde aan de lippen van de groep.
Na een pauze kwam Tanya Tagaq, de eerder genoemde Canadese keelzangeres bij de groep om stukken te spelen van het eerder dit jaar uitgekomen Tundra Songs. Het contrast tussen Tagaq solo en Tagaq in samenspel was hierin treffend: zo los als ze was met haar eigen groep, zo ingetogen was ze met The Kronos Quartet. Al met al een mooi optreden, maar de hoofdprijs ging naar de samenwerking met Bryce Dessner.
In de Tennessee Theatre was het de beurt aan Perfume Genius. Ik zag deze singer/songwriter vorig jaar nazomer op Vlieland, en vond vanavond zowel een vooruitgang als een teruggang. Hij is nog wat verder gegaan in zijn podiumpersoonlijkheid: in wollen jurk, netkousen en lakleren halfhoge laarzen is Mike Hadreas een intrigerend figuur. Aan de andere kant was zijn duistere kant nadrukkelijk aanwezig: onzeker ijsbeerde Hadreas over het podium, zich constant ergerend aan de geluidsmix, en een aantal teksten werd weg gemompeld. Perfume Genius is nog steeds een geweldig artiest die schoonheid uit een duister verleden kan maken, maar zijn avond was het niet.
Als afsluiter op het hoofdpodium was Max Richter gevraagd om met de Knoxville Symphony zijn Recomposed-versie van de Vier Seizoenen van Vivaldi te vertonen, met violiste Yuki Numata Resnick als soliste (we zagen haar eerder al bij Bing & Ruth). De rol van Richter was vooral die van sample-artiest, en van grondlegger van diepe sub-bassen die het werk een nog moderner gevoel gaven. Het geheel was aardig, al moet ik heel eerlijk zeggen dat het orkest hier en daar een steekje liet vallen.
The Leftovers
Overigens wel een compliment voor de hardwerkende eerste celliste aldaar. Na een pauze was het de beurt aan een ander ensemble om met Richter samen te spelen: ACME, oftewel het American Contemporary Music Ensemble. Samen bracht deze groep de muziek uit de HBO-serie The Leftovers. Het contrast met Recomposed was treffend: dit was echte soundtrack-muziek, waarbij bepaalde muzikale uitschieters waarschijnlijk dienen als ondersteuning van specifieke scènes in de show. Het publiek was tijdens het intermezzo al voor een groot gedeelte vertrokken: Swans zou gaan afsluiten in het kleinere Bijou Theatre.
En daarmee kwam een weekend vol muziek tot een einde. Big Ears is een heerlijk festival: kleinschalig, vernieuwend, in een leuk stadje, en met een heerlijk ontspannen sfeer. Denk aan Crossing Border toen dit in Amsterdam werd gehouden, maar dan met 50% minder bezoekers. Het “southern living” gevoel van Knoxville blijkt prima samen te gaan met een weekend muzikale verkenningstocht. Mensen knopen makkelijk een babbeltje aan. Prijzen zijn redelijk. Wat wil je nog meer? Ik weet het wel: ik wil volgend jaar weer.