Improviseren hoort bij ieder festival, en niets verloopt precies volgens plan. Dat zag ik gisteravond bij aankomst bij het Tennessee Theatre voor mijn interview met David Harrington, spreekbuis van The Kronos Quartet. De PR-man wist ervan, de manager wist ervan, maar ergens er tussenin was men vergeten om Harrington te vertellen dat er een Nederlander klaarstond voor een kort gesprek.
Nu heeft The Kronos Quartet het ook erg druk tijdens het Big Ears Festival dit weekend: het kwartet is “Artist-In-Residence”, en speelt maar liefst 6 verschillende sets in drie dagen tijd. Die bijbehorende hectiek is duidelijk te merken: terwijl ik in de hal van het theater wacht om te zien of Harrington alsnog een paar minuten vrij kan maken, vertelt één van de tourmedewerkers dat de band voor het openingsoptreden per ongeluk een bestelbusje gekaapt had om op tijd bij de zaal te zijn – het busje bleek een shuttlebus van een ongerelateerd hotel te zijn. Even later verscheen de manager met de melding dat we tien minuten zouden hebben.
Violist David Harrington is het gezicht van The Kronos Quartet, het wereldberoemde strijkkwartet dat al meer dan 40 jaar op vernieuwende wijze naar de combinatie viool – viool – viola – cello kijkt. Van traditioneel klassieke stukken tot soundtracks (Requiem For A Dream, Heat, The Fountain, om maar een paar voorbeelden te noemen) tot samenwerkingsverbanden met artiesten van Björk tot Tom Waits, de groep geeft een heel nieuwe betekenis aan de term “muzikale veelvraat”. Het Big Ears festival is er na meerdere jaren proberen eindelijk in geslaagd om de groep te strikken. Dit weekend speelt het kwartet solo, met The National’s Bryce Dessner, met Canadese keelzangeres Tanya Tagaq, met kunstenares Laurie Anderson, met componist Terry Riley, en met nog een aantal andere artiesten. Een vol programma dus. Mijn eerste vraag was dan ook: wat betekent het om artist-in-residence te zijn?
David Harrington (DH): Ik mocht DJ-en bij het openingsfeest! Dat gaf me de gelegenheid om wat muzikale context te geven voor de avond. Ik begon met het eerste akkoord dat ik als jongen hoorde. Het Es-majeur akkoord van Beethoven’s strijkkwartet, Opus 127. Die opening heeft een diepe indruk op me gemaakt, dus ik liet het akkoord een paar keer voorbij komen. Daarnaast een stuk van een Armeense componist, om stil te staan bij het honderdjarig jubileum van de Armeense genocide. We gaan terug naar Armenië om het stuk naar huis te brengen. Daarnaast wat geluiden van kikkers en van zeehonden onder poolijs; het belangrijkste gevoel bij het kiezen van muziek was dat goede muziek overal vandaan kan komen.
Uit een dergelijk antwoord blijkt wel: je interviewt David Harrington niet. Je bent aanwezig bij zijn overpeinzingen. Vanaf het moment dat hij (met links, om de strijkstok-hand geen mogelijke schade te berokkenen) me de hand schudde tot het moment van afscheid schoten zijn ogen van links naar rechts, en onderwees hij met een kleine glimlach over de rol en liefde van muziek. Zelfs de door de speakers knallende autotune-pop kon daar geen afbreuk aan doen.
DH: Dan was daar Mahalia Jackson. Wist je dat ze de wereld veranderd heeft? Martin Luther King was eerst helemaal niet van plan om zijn “I have a dream” toespraak te houden. Hij had al wat anders op papier staan. Maar Mahalia zong die dag voor een zaal met King in het publiek, en vroeg hem na afloop om over zijn droom te praten. Kun je je voorstellen dat je met het medium muziek de wereldpolitiek kunt veranderen? Dat is de kracht waar ik nog steeds naar zoek.
MG: Kronos Quartet staat bekend als een strijkkwartet zonder angst. Zijn er dingen waar je na al deze jaren muzikaal gezien nog bang voor bent?
DH (Na enig nadenken): Ik denk dat mijn grootste angst is dat muziek die gehoord moet worden, verloren gaat. Denk aan iemand als Charles Ives, van wie het merendeel van zijn werk pas na zijn dood voor het eerst gespeeld werd. Kun je je voorstellen dat hij zijn hele leven geen gelegenheid gehad heeft om invloed uit te oefenen op hoe zijn muziek gespeeld zou worden? Of denk aan Schubert’s strijkkwintet in C Majeur – dat stuk was geschreven in 1828, twee maanden voor zijn dood, en heeft minstens vijfentwintig jaar ergens in Wenen in een kast gelegen! Wat als het gebouw zou zijn afgebrand? Voor mij is de menselijkheid in dit stuk, de symmetrie, ontzettend belangrijk.
Ik wil zeker weten dat de meest creatieve mensen in onze samenleving gehoord kunnen worden, actief worden gehouden, geïnspireerd blijven om hun creativiteit te ontplooien. Om terug te komen op de oorspronkelijke vraag: mijn angst is dat ik iemand “mis”. Dat er een componist of muzikant is die de muziek als geheel zou kunnen verbeteren, en dat wij, of de wereld in het algemeen, deze persoon geen podium geven.
MG: Hebben jullie dit weekeinde tijd om rond te kijken voor mensen die je anders zou kunnen missen?
DH: Ik denk dat we een hoop mensen gaan ontmoeten, maar met het aantal optredens dat we doen, en de bijbehorende repetities, denk ik dat het lastig wordt om andere artiesten te gaan zien. En dat is jammer. Ik zou heel graag het optreden van tUnE-yArDs willen zien. En ik wil de solo-show van Tanya Tagaq graag zien.
MG: Nu we het over Tanya Tagaq hebben – hoe is jullie samenwerking tot stand gekomen?
DH: Ik kwam in aanraking met Tanya’s muziek door een compilatie-album dat door een tijdschrift was uitgegeven. We vlogen terug uit Europa, en haar werk kwam voorbij. Ik denk dat tegen de tijd dat we thuis in San Francisco aankwamen, ik zo’n twintig keer naar haar geluisterd heb. Ik besloot toen dat we met haar moesten samenwerken. Dat viel nog niet mee. Ze kwam enkele jaren later naar Spanje met haar echtgenoot. Tijdens onze soundcheck speelde ze voor ons, en dat leidde tot een stuk dat we samen componeerden. We waren met de hele groep naar het noorden van Canada gegaan, waar Tanya met haar familie woont. Ik was aan het puzzelen over hoe een stuk precies zou moeten werken, toen ik me herinnerde dat ik de kleurpotloden van mijn kleindochter bij me had. Dus we verzonnen een uitdaging: ieder van ons moest een kleur uitbeelden met onze stem of met ons instrument. Ik gaf ieder een stuk papier, en mijn uitdaging was om “bruin” uit te drukken door middel van muziek.
Rond diezelfde tijd raakte ik in contact met Derek Charke (de componist van Tundra Songs – Red.), omdat hij een stuk inzond voor ons “componisten onder de 30” initiatief. Ik belde hem op, en vertelde hem dat hij eigenlijk al een beetje voorbij die kwalificatie was. Dus in plaats daarvan stelde ik hem aan Tanya voor. Kronos speelde in Nunavut met Tanya, Derek en Tanya werden vrienden, en zo is dit album in de wereld gekomen.
Het album is een combinatie van de keelzang van Tagaq, een fabel van de oerbewoners van het noordelijkste gedeelte van Canada, en het kwartet dat het ene moment prachtig lyrisch speelt, en het andere moment knarsend het zware leven in het hoge noorden probeert te verwoorden. Tagaq klinkt haast als een extra instrument. Het album is gevuld met verwijzingen naar de belangrijke leefelementen: sleehonden, kano’s, en de familie.
En dan zitten mijn tien minuten er alweer op. Op weg naar buiten bekruipt me het gevoel dat ik zojuist muziekles heb gehad: hoe muziek de wereld, maar ook je eigen wereldbeeld kan veranderen. En hoe je als professioneel muzikant na 40 jaar nog steeds met open oren en ogen op zoek kan zijn naar het volgende fenomeen dat je kan verbazen, inspireren, en mooie muziek kan laten maken.