Als klein kind, wanneer ik bij mijn grootouders was, keek ik met een schuin oog naar de mysterieuze vrouw op het schilderij boven de bank. Wie was deze deftige dame? Er werd mij niet meer verteld dan dat zij mijn overgrootmoeder van Italiaanse afkomst was en dat het portret was geschilderd door Piet Mondriaan. Dat laatste mocht ik absoluut tegen niemand zeggen, dat was ons familiegeheim. Mijn grootouders wilden geen onverwachts bezoek – van familie of vreemden – die mogelijk hun zinnen hadden gezet op het doek.
Deze Mona Lisa van de familie, zoals we haar noemden, bleef een mysterie, tot mijn oma na de dood van mijn opa besloot het werk te verkopen. Het portret stond in alle kranten vermeld als “recente ontdekking” en ik leerde nieuwe feiten: het doek was in opdracht van mijn betovergrootvader Cornelis “Cees” Bergman geschilderd. Cees bleek schilderles van Mondriaan te hebben gehad, bovendien waren ze bevriend en hielp Cees hem vaak financieel uit de brand.
Met de verkoop bleek de tijd rijp om eindelijk te vragen wie mijn betovergrootmoeder Betsy was. Door een gesprek met mijn oma kwam mijn familiegeschiedenis ineens tot leven, een geschiedenis die mijn voorstellingsvermogen te boven ging. Ze was opgelucht dat de vloek van het familiegeheim was verbroken en vertelde allerlei bijzondere familie anekdotes die altijd verzwegen bleven. Maar het waren enkel nog puzzelstukjes, zoals het feit dat Cees vrijmetselaar was, dat Max Euwe in de familie trouwde en veel mensen redde in de oorlog, of dat familieleden door de jaren heen op het schilderij van mijn oma aasden.
Mijn nieuwsgierigheid nam het van mij over. Hoe zat dat met die vriendschap tussen een wereldberoemde kunstenaar en mijn familie? Wat voor man was Piet Mondriaan? Wie waren mijn familieleden? Hadden ze meer Mondriaans in huis? Waar kom ik vandaan? Gewapend met deze vragen ging ik het inmiddels gerestaureerde portret opzoeken in Villa Mondriaan waar het destijds hing. Ze zag er beeldschoon uit en was prachtig gerestaureerd na wat lelijke verminkingen in het verleden. Ik kocht een biografie over Mondriaan geschreven door de inmiddels overleden Mondriaan-expert, Hans Janssen. Ik besloot hem via LinkedIn een berichtje te sturen over mijn zoektocht. En toen begon het pas echt, want Hans antwoordde dat er een map over mijn familie lag in de archieven van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD). Ik maakte een afspraak met conservator Wietse Coppes.
Wietse liet mij de map inzien en na de inhoud te hebben gelezen zei ik vol overtuiging: ik ga hier een boek over schrijven. Ik ontdekte dat mijn familie inderdaad meer Mondriaans had, van de figuratieve werken tot de beroemde abstracte schilderijen. Ook maakte ik kennis met nog twee kinderportretten. De oudste zoon Bergman, Cornelis Jr., en de tweede dochter, Carolina. Van de laatste wisten ze nog niet wie dat was, maar ik herkende haar als de latere vrouw van wereldkampioen schaken, Max Euwe. Wat ik niet zei, was dat ik wist dat de moeder van mijn oma ook als kind geportretteerd was, dat werk had ik vroeger vele malen gezien en is in privé bezit.
Verschillende kunsthistorici probeerden de band tussen Cees en Piet de duiden. In de map zaten verschillende stambomen, uittreksels uit bevolkingsregisters, veilingboekjes van de Mondriaans (blijkbaar had Max Euwe alles verkocht – hoe zat dat?) en speculaties over een mogelijke relatie tussen Cees’ zus Anna en Piet Mondriaan. Ik mailde kunsthistoricus Marty Bax – het waren vooral haar aantekeningen en flarden van onderzoek die ik in de map aantrof – over deze speculatie. Zij vertelde me: “de dozen moeten open in de familie.” En dat gebeurde. Marty kwam met nog meer interessante invalshoeken, bijvoorbeeld dat de opa van Cees Bergman, Cornelis over de Linden, één van de schrijvers was van een merkwaardig manuscript: het Oera Linda Boek. Het boek waar mijn oma naar vernoemd is. Ik had het gevoel dat ik zelf een personage in een boek was en als een detective al die familieverhalen en mythes moest uitpluizen.
In het mapje waren verder nog brieven van de hand van Piet te vinden en bestond er nog een archief van Anna Bergman met meer uittreksels van brieven vol interessante wijsheden van de wereldberoemde schilder. Dat ze bevriend waren werd dus bevestigd, maar hoe leerden ze elkaar kennen? Ik ontdekte dat Cees zijn beste vriend, Valentijn Bing, Mondriaan wegwijs maakte in Amsterdam toen hij in 1892 naar de hoofdstad verhuisde. Dat was een aanknopingspunt. Ook kocht Cees in 1898 zijn eerste schilderij van Mondriaan waarop de Lange Bleekersloot te zien is met op de achtergrond de Westertoren. In 1901 waren beiden mannen lid van de Amsterdamse kunstvereniging St. Lucas, hetzelfde jaar waarin Mondriaan de portretten van Cees en Betsy schilderde. Toen waren ze dus zeker al bevriend.
Terug naar de portretten. Ik wist al van het bestaan van één nieuw kinderportret waarop de moeder van mijn oma, Bets Bergman, is afgebeeld. Maar de stamboom vermeldde zes kinderen, van wie er in elk geval één oud genoeg was om rond 1908, voor Mondriaan naar Parijs vertrok, geportretteerd te worden. Ik hoopte vurig dat ik hem zou vinden.
Elke steen moest omgedraaid worden. Ik moest meer familieleden spreken behalve mijn oma en haar toen nog levende broer en zussen. Er waren meer perspectieven nodig van andere takken, van de kinderen van Cees en Betsy. Ik vond de neven en nichten van mijn oma en sprak met ze af. Ik sprak met kunsthistorici, kunsthandelaren, schrijvers en vrienden van de familie. Ik ploos stadsarchieven uit en las talloze boeken verbonden aan de gebeurtenissen van de kunstwereld van Amsterdam begin 1900, tot boeken over de Tweede Wereldoorlog, spiritualiteit, vrijmetselarij en meer. Na een lang proces van vertrouwen winnen en de juiste mensen ontmoeten kreeg ik toegang tot de archieven van de vrijmetselaars, waar ik citaten van mijn betovergrootvader las van zijn voordrachten. Zo leerde ik hem beter kennen.
Op zolders van familieleden diepte ik honderden foto’s op en vaak ook brieven. Ik merkte dat iedereen steeds enthousiaster werd, meer wilde delen en mee wilde speuren. Het was tenslotte onze gezamenlijke geschiedenis.
Door de opgebouwde band werd ik na bijna een jaar van onderzoek verrast. Een familielid drukte een foto in mijn handen van een portret van het vierde kind Bergman: Nicolaas. Een geweldig moment, dat ik geheim wilde houden tot de lancering van mijn boek De geheime portretten van Mondriaan. Inmiddels had ik namelijk een uitgever gevonden, Uitgeverij Pluim. Samen bewaakten we deze geheimen net zoals ik vroeger het portret boven de bank bij mijn grootouders moest verzwijgen. We zouden het naar buiten brengen rond Mondriaans 150e verjaardag, op 7 maart 2022. En ineens werden de ontdekkingen wereldwijd nieuws, een bizar moment.
Het verhaal strekte zich verder uit dan alleen de ontdekking van nieuwe Mondriaans. Ik leerde mijn voorouders kennen en daarmee ook Piet Mondriaan als mens. Er is natuurlijk genoeg geschreven over zijn werk, maar wat voor vriend was hij, hoe stond hij in het leven? Hij had veel vrienden, en bleef tot aan zijn dood met Cees en Anna in contact. Cees bezocht hem vaak getuige brieven die ik heb gevonden. Dan kwam hij soms terug met een werk. Mondriaan hield van uitgaan en vrouwen, maar kon zich lastig verbinden aan een vrouw. Hij was niet de kluizenaar waar veel mensen hem voor houden, maar hij hield wel het meest van zijn kunst. Zijn ontwikkeling bleek vol te staan met toevallige ontmoetingen, zijn zoektocht naar zingeving en zijn diepe filosofische kijk op een haast Utopische, harmonieuze wereld. Dat is wat hij in zijn werk wilde vatten.
Mondriaan schilderde niet alleen, hij schreef ook ontzettend veel, onder andere voor het blad De Stijl dat hij samen met onder andere Theo van Doesburg oprichtte. Jarenlang schreef hij ook aan een manuscript welke hij met enkele vertrouwelingen deelde, waaronder Cees en Anna. Zij voorzagen het van commentaar, maar het werk, L’art nouveau, La vie nouvelle, vond tijdens zijn leven nooit het levenslicht, hoe graag hij dat ook wilde. Anna probeerde het uit te laten geven na zijn dood maar werd dwarsgezeten door Mondriaans erfgenaam Harry Holtzman. Uiteindelijk werd het in de jaren ’80 uitgegeven en leerden we die filosofie achter zijn werk nog beter begrijpen.
Het boek is een verhaal geworden van gewone mensen die ongewone dingen doen en vervolgens als ongewone mensen gewone dingen doen. De keuzes van mijn voorouders hebben grote invloed gehad op de levensloop van de generaties die na hen kwamen. Ik heb veel van Cees en Piet geleerd: hoe je je dromen moet najagen, wat creativiteit en liefde betekent, wat kunst je over jezelf kan leren, en hoe je je best kunt doen om een goed mens te zijn.
Wat ik mij meer dan ooit realiseer is dat verhalen een ongekende kracht hebben om mensen te verbinden. Familieleden hebben elkaar door dit verhaal na jaren weer gevonden. Zelfs nu ontmoet ik bij lezingen nog nieuwe familieleden van alle takken. De kleinkinderen van Cees en Betsy waren op mijn boekpresentatie voor het eerst bij elkaar, allemaal rond de tachtig jaar.
Ik nodig u uit om uw familieleden te vragen naar die ene vaas, dat zakhorloge of dat portret. Wie weet wat u allemaal over elkaar, uzelf en uw verleden kunt ontdekken.