Onder enkele redactieleden van deze site was de “running gag” jarenlang dat Amerikanen geen dansmuziek kunnen maken. “Noem drie goeie Amerikaanse muziekproducers, behalve Moby” resulteerde in lange periodes van stilte. Door de jaren heen is Amerika (en Canada!) echter wat sterker geworden in bepaalde niches in de elektronische muziek.
Artiesten als Girl Talk, Deadmau5, LCD Soundsystem en Hercules and Love Affair zijn inmiddels gevestigde namen, waardoor het minder noodzakelijk is om dance-artiesten vanuit Europa in te laten vliegen. Achter deze namen timmeren veel kleinere bandjes aan de weg, en dan vooral in het genre “dansbare indie met elektronica”. Wij zagen het Amerikaanse duo Holy Ghost! ter promotie van hun eerste full-length album (ook Holy Ghost!, op het DFA label van LCD Soundsystem-frontman James Murphy) als voorprogramma van Australische dance-rockers Cut Copy.
Lege zaal
Op hun laatste album profileert Holy Ghost! zich als een wat nettere versie van Scissor Sisters. De songs zijn grotendeels gebaseerd op een elektronische ondergrond met gitaarpartijen met veel effecten er overheen, en ietwat vlakke vocalen. Op het album werkt dit soms heel goed (Jam for Jerry), soms ook niet (Hold My Breath). Live is het duo Nick Millhiser en Alex Frankel uitgebreid met een drummer en nog wat synthesizers, waardoor de band een vijftal wordt. Door de strakke tijdsplanning (de band begon EXACT om 8 uur) stond Holy Ghost! voor een grotendeels lege zaal, hetgeen de inspiratie niet ten goede kwam. Daardoor was het half uurtje nogal, en liet Holy Ghost! een nare nasmaak bij de mensen die er wel waren en er toch echt heel wat van hadden verwacht.
Tegen de tijd dat Cut Copy door en met neonlichten omgeven deur het podium betrad was The Riviera Theatre inmiddels tot aan de nok gevuld. De Australiërs barstten los met Visions, waarbij het duidelijk werd dat men niet vies is van hoog volume, en HEEL VEEL bas in het geluid. Opvolger Nobody Lost, Nobody Found bevestigde dit vermoeden, waardoor we de rest van de avond werden geconfronteerd met stroboscopen, de wat spastische armbewegingen van zanger Dan Whitford, en een ongenadige geluidsmuur.
Subtiele tonen zoals het klokkenspel in Where I’m Going verdronken in het constante gegrom van lage basgitaar en keyboard-partijen. Het publiek kon dit allemaal echter niets schelen: het concert was snel uitverkocht, en de prijs voor kaartjes ging in de secundaire markt naar gigantische hoogten. Daarvoor hadden wij echter iets meer verwacht. Iets meer nuance, iets minder “shock and awe”, en idealiter ook bands die zich beseffen dat ze de wereld nog niet overwonnen hebben.